Future Case

Crossmedia, Social, Mobile, Business Modeling, Marketing, Research and insights

Archive for March 2013

Overlevingsstrategieën van sociale netwerken in het domein van de Publieke Sfeer.

leave a comment »

This article only in Dutch.

Een groot aantal online sociale netwerken en communities bevindt zich in het domein van de publieke sfeer en zijn derhalve niet alleen zichtbaar maar ook toegankelijk. Deze openheid van sociale netwerken kan vervelende consequenties hebben voor de leden van die netwerken; buitenstaanders kunnen ongevraagd toetreden met niet-netwerk-integere bedoelingen. De vraag is wat de grenzen van toetreding tot en infiltratie in de netwerken zijn; wat kunnen en/of mogen buitenstaanders wel en wat niet en met name hoe kunnen sociale netwerken zich wapenen tegen deze ongewenste infiltraties. Daarbij speelt de regulering binnen netwerken op verschillend niveau, zowel in de fysieke (Plaats) als de virtuele (Ruimte) wereld een belangrijke rol. Deze regulering kan zowel formeel van aard zijn (Dean), het kan doelen op protocol (Galloway) om veiligheid af te dwingen, of het kan zelfregulerend zijn waarbij de nadruk ligt op intrinsieke overlevingsstrategieën van het netwerk. In het laatste geval spreken wij dan over het netwerk als een immuunsysteem. In dit kader bespreek ik in dit artikel Sloterdijk’s ‘Chronolatrie in de ruimte’, de grens-transcendente infiltratiemogelijkheden van onze netwerken en refereert het aan de Actor Network Theory van Bruno Latour. Dit artikel sluit af met een discussievoorstel voor de centrale vraag ‘wat zijn de overlevingsstrategieën van sociale netwerken in de publieke sfeer?’

Kernwoorden: Publieke Sfeer; Sociaal Netwerk; Ruimte, Plaats, Immuunsysteem; Chronolaterie; Overlevingsstrategie

 

 

Inleiding

Op 16 februari 2012 noteert journaliste Heleen van Lier in de Volkskrant dat de toekomst van het delen van (persoonlijke) content ligt in het geautomatiseerd delen. Centraal in haar artikel staat het begrip ‘Frictionless Sharing’ dat enkele maanden eerder werd geïntroduceerd door Social Network Site Facebook en waarover tijdens de Social Media Week in London werd gedebatteerd door afgevaardigden van Facebook, Reuters, Nokia en Microsoft. Frictionless Sharing, zo meende het debatpanel, is niet meer weg te denken uit onze digitale samenleving. Toepassing van de technologie is eenvoudig. Na een eenmalige goedkeuring deelt de gebruiker data met anderen in gelinkte media.

Frictionless Sharing is een relatief nieuw begrip dat kan worden beschouwd als een vorm van geautomatiseerde ‘hyperlinkability’; de gebruiker geeft de (Internet)dienst goedkeuring automatisch bepaalde data (informatie) op andere (Internet)diensten te publiceren. Een relatief nieuw voorbeeld hiervan zijn de annonces op een Facebookpagina dat een vriend op een bepaald moment luistert naar een bepaald nummer van een bepaalde band op Spotify.

De term ‘Frictionless Sharing’ werd tijdens de F8 Developers Conferentie in 2011 door Facebook’s grondlegger Mark Zuckerberg geïntroduceerd met als verklaring dat het een “real-time serendipity in a frictionless experience” zou bewerkstelligen, een actuele toevallige ontdekking in een wrijvingsloze ervaring (Shayon, 2011). Volgens de panelleden gaat het geautomatiseerd delen via sociale media niet meer weg en wordt het steeds meer een tweede natuur van mensen. Dat kan ertoe leiden ‘dat Facebookleden hierdoor met veel te veel oninteressante informatie worden overspoeld’, aldus de vertegenwoordiger van Facebook tijdens het paneldebat. Facebook tracht dit op te lossen door profielpagina’s te personaliseren door de gebruikers voorkeuren te laten bepalen waardoor datastromen worden gespecificeerd: ‘ieder website kan gepersonaliseerd worden op basis van individuele voorkeuren en wat vrienden hebben aangeraden’, stelt van Lier in haar artikel.

Ontwikkelingen als deze dienen kritisch te worden benaderd. De vraag is immers wie er daadwerkelijk baat heeft bij zoiets als ‘Frictionless Experience’. Het ligt in de aard van het Business Model van Facebook profielen te hyper-actualiseren; hoe meer de organisatie weet over individuele gebruikers van de dienst, hoe exacter, preciezer en persoonlijker adverteerders de gebruiker een aanbod kunnen doen. Dat is immers, vanuit de aanbieder gezien waar het om draait

Nu kan gesteld worden dat de mogelijkheid van Frictionless Experience door gebruikers kan worden ‘uitgezet’; men is immers niet verplicht toe te staan dat één annonce wordt geplaatst op verschillende media. Maar hoe vaak wordt een gebruiker niet verzocht in te loggen via Facebook? En hoeveel van deze gebruikers weten dat, indien zij inloggen via Facebook, zij dezelfde informatie delen op andere social media en dat de eigenaren van die sociale media direct zijn aangesloten (tapped-in) op de profielen van de leden en dus worden voorzien van hoogstpersoonlijke profielgegevens waar men eerder geen of nauwelijks toegang toe had?

En juist dit gegeven, onwetendheid en onkunde over de gevolgen van zoiets ogenschijnlijk eenvoudigs en onschuldigs als de ‘handigheid’ in te loggen via Facebook (media-illiteracy) is één van de grondvesten van het (commerciële) succes van toonaangevende mainstream sociale media als Facebook; de gebruiker weet vaak niet beter.

Een tweede voorbeeld betreft grensoverschrijding in termen van het inwinnen van individuele gegevens zoals wachtwoorden en gebruikersnamen. Onder de kopregel ‘55.000 Twitter-accounts gehackt’ meldt PCN Web medio 2012 dat ‘op http://www.pastebin.com meer dan 55.000 namen en inloggegevens van Twitter-accounts waren geplaatst. Naar zeggen van de Twitter heeft de getroffen gebruikers benaderd met het verzoek een nieuw wachtwoord in te stellen’. Om het bericht verder te citeren: ‘Gebruikers van Twitter ontvangen regelmatig een Engelstalig berichtje van een bekend persoon die zegt dat er iemand iets onaardigs over jou vertelt. Klik je op de link in het berichtje, dan beland je meestal op een goed nagemaakte nep-Twittersite, waar je vervolgens je gebruikersnaam en wachtwoord moet invoeren om het nare berichtje te lezen. Of de gegevens die op pastebin.com staan ook op deze manier zijn verkregen, is onbekend. Op de lijst zoals die op pastebin.com is gezet, gaat het volgens Twitter voor een groot deel om spam-accounts. [Twitter] onderzoekt hoe het lek is ontstaan en gaat maatregelen nemen om dit in de toekomst te voorkomen’ .

Het Sociaal Cultureel Planbureau ‘zoomt’ in haar rapport ‘Kinderen en internetrisico’s in op het fenomeen sexting via het internet. De auteurs halen Katzman 2010; Lenhart 2009; Sacco et al. aan die onderzoek hebben verricht naar seks-gerelateerd kinder- en jongerengedrag. Sexting is ‘de online uitwisseling van seksueel getinte boodschappen, bestaande uit obscene tekst dan wel naaktfoto’s die jongeren van zichzelf maken. Sexting is een Engelstalige samenvoeging van de termen sex en texting (het sturen van berichten). Hoewel zulke communicatie onderdeel kan zijn van de leefwereld van jongeren, waarin zij hun seksualiteit en intimiteit ontwikkelen, kan zij door betrokkenen toch als vervelend of pijnlijk worden beleefd en ongewenst bij derden terechtkomen. De seksuele boodschappen kunnen tussen vrienden uitgewisseld worden of op bijvoorbeeld sociale netwerksites worden geplaatst. In beide gevallen kan de inhoud zonder medeweten van de zender gekopieerd worden naar andere communicatievormen, waardoor de sociale impact ervan groot kan zijn en lang zichtbaar kan blijven’ (Sonck & de Haan, 2011).

Dergelijke voorbeelden van ongewenste penetratie in en grensoverschrijding van sociale netwerken roepen de vraag op hoe en in welke mate gebruikers van sociale netwerken, zeker die netwerken die zich op enigerlei wijze tonen aan het grote publiek en als zodanig zich bevinden in de publieke sfeer, zich kunnen wapenen tegen de gevolgen van dit soort praktijken. En als deze sociale netwerken zich wensen te wapenen, wat zijn dan de overlevingsstrategieën van sociale netwerken in de publieke sfeer? Om deze vragen te kunnen beantwoorden, zullen wij eerst een aantal basisbegrippen toelichten om vervolgens een viertal basale overlevingsstrategieën te distilleren. In het laatste deel van dit artikel lever ik een bijdrage aan de discussie omtrent de ethische aspecten van het fenomeen en stel ik voor deze grondbeginselen van overleving van sociale netwerken in de publieke sfeer verder te onderzoeken en uit te werken.

Sfeer, Ruimte en Plaats

Sfeer gaat volgens Peter Sloterdijk over de plaats die de mens in de wereld inneemt. Het leven voltrekt zich niet alleen in de tijd, in termen van tijd, maar vooral in de ruimtelijkheid. In de negentiende en twintigste eeuw werd er veel macht toegedicht aan tijd (‘time is money’) en daardoor krijgen wij soms de indruk dat wij in een permanente momentopname leven, een chronologisch tussenstadium tussen vroeger (toen alles beter was) en de toekomst (als alles beter is). Dat is, wat Sloterdijk de ‘Chronolatrie’ van de Sfeer noemt, een transcendentie in tijd en ruimte, noem het grensverkeer: “’De ruimte wordt slechts beschouwd als een kwaad dat snel overwonnen moet worden. De ervaringen van het grensoverschrijdende waren- en kapitaalverkeer en van het toerisme worden genegeerd. Men vergeet de ruimte te denken” (Sloterdijk 2009).

Ruimte is volgens de Chinees-Amerikaanse geograaf Yi-Fu Tuan “een abstract begrip voor een complexiteit van ideeën. Mensen uit verschillende culturen verschillen in hoe zij de wereld opdelen, waarden hechten aan die werelddelen en hoe dat wordt gemeten. De manieren waarop ruimte wordt verdeeld varieert enorm in gecompliceerdheid en verfijning evenals de beoordelingstechnieken voor afstand en grootte van de ruimte, de ruimtelijkheid. Er bestaan evenwel meer universele gelijkaardigheden die voortkomen uit de gedachte dat de mens de maat van alles is. Dat wil zeggen, als wij zoeken naar de fundamentele principes van ruimtelijke organisaties vinden wij ze in twee soorten feiten: de gestalte en structuur van het menselijk lichaam en de relaties (dichtbij of ver weg) tussen mensen. De mens organiseert de ruimte vanuit de intieme ervaring met het lichaam en anderen zodat het voldoet aan en voorziet in de biologische noden en sociale relaties” (Tuan, P34).

Plaats kenmerkt zich als een fysieke omgeving; men wordt omgeven van of omringd door de plaats waar men is. Men ervaart de Plaats waar men zich bevindt; men beziet de Plaats in de individualiteit. Men hoeft Plaats niet op dezelfde wijze te ervaren als anderen; de één kan de plaats waar men zich bevindt als positief ervaren terwijl de ander dat niet doet. Waardering van Plaats hangt sterk af van persoonlijke situaties, smaak, interesse. Dergelijke factoren zijn gerelateerd aan de individuele culturele erfenis en persoonlijke interpretatie van de omgeving.

Buchstein (1997) meende, geheel in Habermasiaanse traditie dat, indien wij de claims van de optimisten zouden accepteren, de nieuwe technologie waarschijnlijk wel alle basale vereisten van de normatieve theorie van Habermas over de democratie van de Publieke Sfeer in zich heeft. Het is, zoals hij stelde ‘een universele, anti-hiërarchische, complexe en eisen-stellende modus van interactie [.] omdat het universele toegang biedt, ongedwongen communicatie, vrijheid van meningsuiting, een onbeperkte agenda, participatie buiten de traditionele politieke instituties om en het genereert publieke opinie door processen van discussie, lijkt het Internet een meer dan ideale spreekbuis’ (Buchstein 1997). Maar voor Jodi Dean is de publieke sfeer bepaald geen ideaal. Voor haar gaat het niet uit van democratische principes maar is er sprake van een communicatief kapitalisme waarbij men onderworpen is aan een nieuwe kapitalistische orde. Deze orde kan het best worden vergeleken met een marktplaats (Dean, 2003).

De vraag is overigens wie de door Buchstein genoemde optimisten van 1997 waren. Een bruikbare karakterisering van de Internetoptimisten wordt gegeven door Adam Thierer. Zo kent deze auteur sociaal culturele karaktertrekken toe als het Internet is samenwerkend, het faciliteert personalisatie, het is een ‘Global Village’, heterogeen en bevordert diversiteit van gedachte en expressie. Het net laat zelfactualisering toe, het is een instrument van bevrijding en bekrachtiging en het onderricht de massa’s. Volgens dezelfde auteur en hetzelfde lijstje moedigt anonieme communicatie levendig debat en fluitconcerten aan, is er een welkome overvloed aan informatie waarvan gedacht wordt dat het nieuwe kansen om te leren biedt. En vanuit een economisch perspectief meent Thierer dat het Internet uitermate geschikt is voor de ‘Freeconomy’ dat zich het makkelijkst laat vertalen als de ‘Gratis-economie’, het biedt kansen voor massale samenwerking, het omarmt de creativiteit van de ‘amateur’ benadrukt het belang van open systemen van productie en kent het ‘Wiki-model’; de ‘wisdom of the crowds’ en de voordelen van ‘crowdsourcing (Therier 2010).

Misschien kan het Internet het beste worden begrepen als een omgeving waarbinnen een veelvoud van realiteiten samenkomen. Maar volgens Jodi Dean is dat zeker niet het geval: “Het idee van een veelvoud aan relaties is een van de meest dodelijke van onze tijd” (Dean 2003). Volgens haar is er maar één realiteit. Het Internet is een omgeving van conflict met een veelvoudigheid in de zin dat er een veelvoud aan benadering van het Internet is waarbij elke benadering een eigen politiek effect heeft dat verder gaat dan die waarvan wordt beweerd dat ze realiteit zijn. Met andere woorden, te beweren dat er meerdere realiteiten zijn, is hetzelfde als in de valkuil vallen van hen die mensen beïnvloeden in de mening dat het Internet een Publieke Sfeer is. En dat is, volgens Dean, de erkenning vermijden van conflicten en tegenstrijdigheden die zich erin manifesteren en het Internet verzadigen en structureren.

Maar, bestaat er dan geen Publieke Sfeer? Volgens Hannah Arendt is er een duidelijk verschil tussen de Publieke en de Private Sfeer: “Het verschil tussen de Private en de Publieke Sfeer van het leven corresponderen met de domeinen van de huishoudens en de politiek die al minstens sinds de opkomst van de stadstaten evidente, afzonderlijke entiteiten bestaan. Maar de opkomst van het sociale domein dat strikt gesproken noch privaat nog publiek is, is een relatief nieuw fenomeen wiens origine samenvalt met de moderne tijd en dat haar politieke vorm vond in de nationale staat (Arendt, 1958).

Volgens de Amerikaanse antropoloog Edward Hall spelen Plaats en Ruimte zich op verschillende niveaus af. Het Macroniveau van de Sensibiliteit geldt als een perceptieniveau van een grotere, niet-individuele omgeving; een macro-perceptie van mensen waarbij Hall vooral uitgaat van de ‘maakbaarheid’ van de omgeving (straat, buurt, stad) als kwaliteitsnorm van het leven. Daarbij stelt  Hall evenals Marc Augé dat de acceptatie, of beter appreciatie, van de omgeving (Plaats) een zaak is van het individuele bevallen van die omgeving gebaseerd op culturele codering. Augé noemt dat de ‘representatie van de private anders-zijn (otherness) (Augé, p. 19). Deze etnologische systemen plaatsen de noodzaak hiervan in de kern van de individualiteit, waarmee het onmogelijk is te de vraag van de collectieve identiteit te scheiden van de individuele identiteit.

In lijn met deze argumentatie concluderen zowel Hall in de jaren zestig van de vorige eeuw als Augé aan het einde van de twintigste eeuw dat Plaats een individueel waargenomen (fysieke) omgeving is. Deze fysieke omgeving heeft een doel omdat mensen hem waarnemen en hem dus zowel mentaal als fysiek vormen. Plaats is derhalve altijd tastbaar. Augé spreekt i dit kader over de representatie van het ‘private anders-zijn’ (‘otherness’) dat voortkomt uit de noodzaak van individualiteit. Dit gegeven maakt het volgens hem ‘onmogelijk om de vraag van collectieve individualiteit los te zien van collectieve individualiteit’ (Augé, p. 19).

Sferen, of om het discours van Peter Sloterdijk aan te halen, Sferologie, is de theorie van de mens en Ruimte. Het is, om een neologisme van Sloterdijk te noemen, een Chronolatrie in de Ruimte, een grens doorschrijdende beweging, een transcendentie of, concreter, verkeer tussen entiteiten van ruimten. Deze entiteiten kennen in het werk van Sloterdijk de metafoor van schuim. Schuimbellen van verschillend formaat creëren met elkaar een bijna amorfisch geheel van verschillende sferen, individueel als in de kleinste schuimbellen, groter als micro-samenlevingen in bijvoorbeeld huishoudens en hele grote bellen als analogie van steden, landen wellicht. Parallel aan deze ‘chronolatrie’ zoals Sloterdijk het beschrijft ontkent men de ruimte: ‘Men beziet Ruimte als een kwaad dat overwonnen moet worden. Volgens Sloterdijk zijn wij bang voor de Ruimte zoals wij eigenlijk, diep in ons hart, bang zijn voor grensoverschrijdend verkeer, toerisme, goederen- en kapitaalverkeer. Wij zijn vergeten hoe wij de ruimte kunnen denken, de Ruimtelijkheid van de Sferen met als basisgedachte dat ‘wie in de wereld is, ook altijd in een ‘sfeer’ is’. Dit nu is een essentiële pre-rekwisitie om te kunnen begrijpen op welke wijze nieuwe media ons leven beïnvloeden en, daaruit voortvloeiend, hoe wij ons leven derhalve reguleren. Regulering betekent niet persé het voorschrijven en handhaven van formele regels (wetten, verordeningen), het kan ook duiden op functionele, operationele systemen waarin mensen kunnen participeren en zich een deel van de groep voelen; sociaal protocol wellicht. Regulering in deze betekenis van het woord dient dan te worden gezien als een projectie van veiligheid, een gevoel van immuniteit van het individu, de groep en zelfs uitdijend, grotere gemeenschappen (steden, landen, de wereld) of, zoals Sloterdijk dit noemt, de scheppende poging van het systeem, de sfeer die groepen bijeen houdt. Immuunsystemen, met schuim (zeepbellen) als metafoor, kunnen worden beschouwd als de visualisering van veiligheid. In het begin van de mensheid was de stam de sfeer van immuniteit en ‘samenzijn’ was de metafysische eenheid om ons te beschermen. De stam werkt als een sociaal netwerk, een fluïde construct van individuele bellen die aan elkaar grenzen en die gezamenlijk een groter geheel vormen. Zo een groter geheel van bellen – in haar grootste vorm spreekt Sloterdijk over ‘Globen’ – is ook weer een immuunsysteem dat in dit geval opgebouwd is uit verschillende kleinere bellen (cellen, zo men wenst).

De mens groepeert. De mens creëert groepen ‘om zich heen’. Families, sportclubs, scholen, politieke partijen, kerkelijke gemeenten, de lijst van menselijke groepering is te lang om hier te noemen. En telkens gaat het om groepering met als wezenlijk kenmerk communiteit van de individuele leden. Deze groepering biedt de gemeenschap veerkracht (zoals een dot schuim agiel, beweeglijk, is) en dat biedt de mogelijkheid voor de groep om de starre totalisering van de maatschappij het hoofd te bieden. In deze agiliteit schuilt een intrinsieke overlevingsstrategie van sociale netwerken, zoals ik verderop in dit artikel zal bespreken. Evenwel beïnvloeden imperatieve signalen van indringers in onze immuunsystemen ons. We ontvangen die signalen via media. Ideeën, gedachten, wensen en zelfs sublimatische opdrachten worden ingezet in macrosferen via massamedia, vrij toegankelijk in de Publieke Sfeer, om uiteindelijk neer te dalen in de microsferen van immuunsysteem-eigen media zoals clubgebouwen, schoolgebouwen of Facebookpagina’s en verder; de intimiteit van het individu. Dit is bijvoorbeeld wat er gebeurt in het proces van reclamemaken: de chronolatrie – grens-transcendent ‘verkeer’ – van die ideeën, gedachten, wensen enzovoorts, heeft een dualistisch karakter want ondanks het feit dat het individu of de communiteit niet altijd indringers wenst, is totale afsluiting schier onmogelijk.

Anderzijds biedt de beweeglijkheid van het schuim ons bepaalde agency om non-conformistisch te denken en te handelen.; de mens wil in principe vrij en uniek zijn, los van de groep waartoe men zich rekent of gerekend wordt. Vrijheidsdrang en uniciteit van het individu of, hoger, van de groep, kan als zodanig worden beschouwd als een overlevingsstrategie zij het dat het handelend vermogen, de agency volgens Latour, wordt beperkt door het gelijktijdige menselijk imitatiegedrag, de confirmatie aan rolfiguren en de veilige keuze van de middelmatigheid. Dat is op zijn minst een interessant gedragsfenomeen waarvan de paradoxale kern is dat wij confirmeren om niet te confirmeren; wij tonen een bepaalde weerstand naar de sfeer, de communiteit, waartoe wij wensen te behoren. Deze weerstand behoeft evenwel niet negatief te worden geïnterpreteerd. Het gaat immers vooral om de chronolatrie, het indringen van ‘sfeerloze’ signalen en elementen, vreemde elementen die zich willen nestelen in ons zeepbubbel, onze sfeer. Het is om deze reden dat het sociale netwerk in haar immuunsysteem een derde overlevingsstrategie moet kiezen, die van het ‘fit zijn’. Fit zijn is een treffende allegorie die door Sloterdijk wordt aangehaald.: “een fit systeem is een agiel en open xenofiel systeem: “Xenofilie is, zolang je niet persoonlijk verantwoordelijk bent, een fijne houding. Je wordt dan een vriend van de menselijke soort. Je zegt over jezelf: ik heb een heel goede vriend, de menselijke soort, maar ik nodig hem nooit uit, want hij eet te veel. Ik vermijd iedere vorm van direct contact. De reactie op dit slechte geweten is de openlijke vorm van xenofobe politiek.” (Stein, 2006). Deze xenofobie leidt tot een groepsautisme en non-resistentie waardoor de groep, het sociale netwerk, uiteindelijk oplost in de smeltkroes van de algemeenheid. Tijdens dit proces zal noch de groep (de sfeer) noch het individu ware bedreiging van pseudo-bedreiging kunnen ontwaren, noch zal men de eigen fouten kunnen herkennen. In dat proces speelt communicatie een essentiële rol. In deze  herkenning en de erkenning van de eigen ‘tekortkomingen van een sociaal netwerk’ vinden wij een vierde overlevingsstrategie.

Naast netwerk-intrinsieke overlevingsstrategieën, dient ook nagedacht te worden over het aspect van extrinsieke strategie-vorming. Het betreft hier protocol en regulering; de set formele afspraken over wat wel en niet toegestaan is in termen van sociaal netwerken-benadering en toetreding; de legitimiteit van de relatie. Regulering, legislatie op verschillend hiërarchisch niveau, en protocol zijn hierin, naast toezicht, sleutelwoorden. Alexander Galloway omschrijft protocol als ‘elke vorm van correct of zuiver gedrag binnen een specifiek systeem van conventies’ (Galloway 2004). Protocol is dus een centrale gedachte in termen van het reguleren van sociale etiquette en is gebaseerd op regels, conventionele regels die ‘de set van mogelijke gedragspatronen binnen een heterogeen systeem aanstuurt. Dus, protocol ie een techniek om vrijwillige regulatie in een bepaalde omgeving te bewerkstelligen’ (Galloway, 2004).

Overlevingsstrategieën voor Sociale Netwerken in het domein de Publieke Sfeer

Zowel Sloterdijk als Latour ontwikkelden hun denken vanuit een maatschappelijk engagement met het doel een bijdrage te leveren aan een betere wereld. Daarbij meent Latour dat ‘het sociale’ niet gezien kan worden als een soort materiaal of domein want meer dan de indicatie geven van wat er al is, wat al geassembleerd is. ‘Sociaal’ en ook het sociale van netwerken heeft wat hem betreft twee connotaties, die van het proces van assembleren van elementen en de distinctie van anderen (materialen) (Latour, 2005). Het gaat evenwel in dit artikel niet over de ‘Latouriaanse’ dynamiek van het onderzoek, het schrijven – beschrijven – van actoren en relaties. Dat proces – het uitvoeren van de Actor Network Theory – wordt hier voorgesteld als een vervolgonderzoek op deze veralgemeniseerde tekst. ‘Sociaal’ in deze context betreft dan de interactiviteit van de mens, een neutrale connotatie. Latour beschouwt het adjectief als een gestabiliseerde status, een bundel van connecties die te zijner tijd tot een nieuw fenomeen kunnen leiden. Maar momenteel betekent het woord voor Latour niet meer of minder dan adjectieven met de betekenis van ‘houten of ‘ijzeren’; een bijna stoffelijke bijvoegelijkheid. Sloterdijk, die de metafoor van schuim hanteert om zijn denken kracht bij te zetten, gaat hierin verder door deze bijvoegelijkheid te koppelen aan items als globalisering en (maatschappelijke) weerstand (immuniteit). En zowel Latour als Sloterdijk menen dat verandering van de status van de wereld – niet perse als utopische gedachte van verbetering – gerealiseerd kan worden vanuit de sociale relaties. Maar geeft dit een antwoord op de centrale vraag in dit artikel wat de overlevingsstrategieën van sociale netwerken in de publieke sfeer zijn?

Om infiltratieve excessen te voorkomen en sociale netwerken dus te wapenen tegen subversie en slecht-bedoelde grensoverschrijding van sociale netwerken die zich tonen in de Publieke Sfeer, werd eerder al een viertal overlevingsstrategieën genoemd. Opsommend zijn deze:

  1. Agiliteit, beweeglijkheid van de sfeer (het individu, de groep en het individu in de groep). Agiliteit betekent in deze tevens flexibiliteit van het netwerk. Zoals een dot schuim beweegt en toch één geheel blijft, zo zal de agiliteit van een sociaal netwerk een bepaald continuüm bewerkstelligen.
  2. Vrijheidsdrang en uniciteit van het individu en hoger, van de groep, als overlevingsstrategie. Deze strategie staat haaks op het imitatiegedrag van mensen in groepsverband. Het durven ontstijgen van dit gedrag leidt tot een bepaalde mate van uniciteit die uiteindelijk zou kunnen leiden tot onaantastbaarheid.
  3. Fitheid van het individu en de groep als overlevingsstrategie. Fitheid heeft te maken met weerstandsvermogen. Een sociaal netwerk dat zich te zeer tracht af te sluiten van de omgeving en dus geen grensoverschrijding toelaat, zal als het ware wereldvreemd worden en elk gedrag dat het niet herkent afwijzen. Dit kan leiden tot intolerantie en uiteindelijk xenofobie. Teveel grensoverschrijding waardoor bijvoorbeeld de uniciteit van het sociale netwerk in het gedrang komt, is de tegenpool  hiervan en levert leidt tot gehele versmelting met de omgeving (sfeerloosheid).
  4. Herkenning en erkenning van de eigen tekortkomingen van het individu en het  sociaal netwerk (sfeer) als overlevingsstrategie. Indien het sociale netwerk zich bewust is van haar positie als sfeer in een groter geheel, kan zij zich wapenen tegen hostiliteit en ongewenste grensoverschrijding in het netwerk. Juist de herkenning en erkenning van de tekortkomingen en verbeteren vormen misschien wel de meest krachtige overlevingsstrategie.

Het besef leeft dat dit vier nog relatief abstracte en in ieder geval hoofdzakelijke strategieën zijn en dat deze opsomming nog de toets van de kritiek dient te overleven. Ik beveel verder onderzoek aan, ontwikkeling en verfijning van de overlevingsstrategieën door onder andere discoursonderzoek naar grensoverschrijding en bestaande strategieën uit te voeren. Dit onderzoek dient zich te richten op zowel strategievorming van binnenuit het social netwerk als van buiten af.

Referenties

Arendt, Hannah. The Human Condition. 2nd ed. Chicago: The University of Chicago Press, 1958. Print.

Augé, M. (1995) ‘Non‐places: Introduction to an Anthropology of Supermodernity’. London: Verso

Boersma, M. (2012). ‘55.000 Twitter-accounts gehacked’.  http://www.pcmweb.nl/nieuws/55000-twitter-accounts-gehackt.html

Buchstein, H., (1997) ‘Bytes that Bite: The Internet and Deliberative Democracy’.Constellations 4, no. 2.

Dean, J. (2003). Why the Net Is Not a Public Sphere. Constellations, 10(1), pp. 95-    112. Oxford: Blackwell Publishing.

Friedland, Lewis A., Hernando Rojas, and Thomas Hove. 2004. ‘The Networked        Public Sphere’. Javnost –The Public 13 (4): 5-26.

Galloway, Alexander. (2004). ‘Protocol: How Control Exists After Decentralization’. Cambridge, MA: MIT.

Habermas, J. (2001) ‘The Public Sphere: An Encyclopedia Article’ In Kellner,          Douglas M., edited by M. G. Durham. Malden, MA: Blackwell.

Habermas, Jürgen. (1996) The Structural Transformation of the Public Sphere: An Inquiry into a Category of Bourgeois Society. Cambridge: Polity Press.

Hall, E. T. (1966) The Hidden Dimension. New York: Anchor Books.

Jans, E., (2009) “Peter Sloterdijk: Schuim.” http://www.vlabinvbc.be. 1 juni 2009 2009.Web. http://www.vlabinvbc.be/?navigatieid=45&berichtid=990&maand=6&jaar=2009

Knox, Hannah, Mike Savage, and Penny Harvey. (2006) ‘Social Networks and the Study of Relations: Networks as Method, Metaphor and Form  ‘. Economy and Society 35 (1): 113-140.

Latour, Bruno. (2005) Reassembling the Social: An Introduction to Actor-Network-Theory. Oxford: Oxford University Press.

Lier, H. van (2012) “De toekomst van sociale media is geautomatiseerd delen: handig maar soms ook gênant” http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2694/Internet-Media/article/detail/3185440/2012/02/16/De-toekomst-van-sociale-media-is-geautomatiseerd-delen-handig-maar-soms-ook-genant.dhtml

Rauschenbach, R. (2011) “How to Govern the Universalizing Community: Peter Sloterdijk’s Concept of Co-Immunism”. 6th ECPR General Conference, University of Iceland. 25th – 27th August 2011, Reykjavik. Zurich.

Shayon, S. (2011). “Facebook unveils timeline for ‘Frictionlsee Serendipity”. http://www.brandchannel .com/home/post/2011/09/22/Facebook-f8-Timeline-Announcement.aspx

Sloterdijk, P. “Sferen”. (2009) Vertaling H. Driessen. Amsterdam: Uitgeverij Boom.

Sonck, N. en Haan, J. de. (2011) ‘Kinderen en internetrisico’s. EU Kids Online onderzoek onder 9-16-jarige’. Sociaal Cultureel PLanbureau, Den Haag

internetgebruikers in Nederland

Stein, Y. (2010). “Peter Sloterdijk / Mijn goede vriend: de menselijke soort”.  http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1525176/2006/06/29/Peter-Sloterdijk-Mijn-goede-vriend-de-menselijke-soort.dhtml?utm_source=scherm1&utm_medium=button&utm_campaign=Cookiecheck bezocht 18 januari 2013, 13.00.

Therier, A. (2010). http://techliberation.com/2011/01/31/the-case-for-internet-optimism-part-1-saving-the-net-from-its-detractors/, bezocht 14 januari 2013, 14.00.

Tuan, Y.F. (2008) ‘Space and Place. The Perspective of Experience’. Minneapolis, London, University of Minnesota Press.

 

Written by Kees Winkel

March 26, 2013 at 17:14